Zienswijze saneringsplan Blekersveld te Overveen

Posted on1 Comment

Geacht bestuur,

 

Hierbij onze zienswijze inzake het door BK ingenieurs namens de gemeente Bloemendaal ingediende saneringsplan Blekersveld te Overveen (betreft uw publicatie van 17 maart 2021).

Nog afgezien van het feit dat er inconsistenties in het ingediende saneringsplan zitten, richt onze zienswijze zich met name op het feit dat nog lang niet zeker is dat de door de gemeente gewenste woningbouwplannen op het Blekersveld (in welke vorm dan ook, tijdelijk danwel permanent) daadwerkelijk worden gerealiseerd.

Er bestaat in de buurt geen enkel draagvlak voor de woningbouwplannen van de gemeente. Wij hebben dit als bestuur van de stichting Blekersveldgroen bij meerdere gelegenheden aan het gemeentebestuur laten weten. Ook is daarbij aangegeven dat wij als bestuur -zodra mogelijk- in bezwaar en beroep zullen gaan. Doordat een besluit met enig rechtsgevolg tot nu toe ontbreekt, is het indienen van bezwaar/zienswijze vooralsnog niet mogelijk gebleken.

Volgens het uit 2013 daterende bestemmingplan Overveen, heeft de locatie Blekersveld de bestemming groen. Bewoners van het Blekersveld proberen sinds 1998 de locatie publiek toegankelijk te krijgen. Hiertoe zijn meerdere verzoeken tot effectuering van het  bestemmingsplan bij het gemeentebestuur ingediend. Het gemeentebestuur heeft hierop echter altijd afwijzend gereageerd.

Het bestemmingsplan behoeft dus wijziging alvorens überhaupt sprake kan zijn van de afgifte van een vergunning voor woningbouw. Immers toetsing aan het huidige ruimtelijke plan kan niet anders dan leiden tot weigering van de vergunning. Zoals u weet zijn planwijziging en afgifte vergunningen beide verbonden aan in de wetgeving vastgelegde procedures, waarin belanghebbenden de gelegenheid wordt geboden bezwaar aan te tekenen, in beroep te gaan en hoger beroep in te stellen.

Het gemeentebestuur probeert echter, vooruitlopend op de bestemmingsplanwijziging, door toepassing van slimme trucs de locatie bouwrijp te maken. Zo is onder het mom van “achterstallig onderhoud” in oktober 2020 gestart met de kap van alle struweel en de bomen waar geen kapvergunning voor nodig zou zijn.

Het nu bij u ter beoordeling voorliggende plan tot sanering moet eveneens gezien worden als een stap die uitvoering van de wens tot woningbouw van de gemeente dichter bij brengt. Stapje voor stapje wordt hiermee effectuering van de gemeentewens zeker gesteld en dat alles zonder dat er een besluit is genomen over een omgevingsvergunning voor bouw. Zoals u weet wordt deze werkwijze in de jurisprudentie ook wel aangeduid als de “Salamitactiek”.

Met betrekking tot het gepubliceerde saneringsplan willen wij twee zaken die ons direct opvielen, onder uw aandacht brengen.  In aanvraagformulier A Wet bodembescherming wordt gesteld dat de zwaar verontreinigde spot met een oppervlakte van 100m2 tot een diepte van  80 cm moet worden afgegraven. In formulier B Wet bodembescherming wordt echter gesproken van een af te graven diepte van 1 meter. Ook valt ons op dat, zowel in de “definitieve” rapportage bodem- en asbestonderzoek van BK ingenieurs uit oktober 2020 als in het eveneens als “definitief” betitelde rapport uit november 2020, wordt gesteld dat er sprake is van humane risico’s en spoedeisendheid bij de sanering. Uit het bij uw dienst ingediende aanvraagformulier A Wet bodembescherming wordt echter onder 10. Beoordeling  gemeld dat de vervuiling “ernstig is, maar niet spoedeisend”. Onder punt 11. Risico(s) en criterium risico beoordeling van hetzelfde formulier, zijn de in eerder gemelde rapportages geconstateerde humane risico’s blijkbaar ineens niet meer aan de orde, want aldaar wordt niets vermeld.

Overigens hechten wij er hier aan te constateren dat dit niet de enige tegenstrijdigheden zijn tussen de onderzoeksrapportages en saneringsplan.

Los van deze inconsistenties tussen plan en onderzoeksrapportages is onze stelling dat het nog maar zeer de vraag is of het ingediende saneringsplan voldoet aan de eisen die de Wet Bodembescherming (Wbb) in artikel 39 stelt.

“Artikel 39

  1. Indien een geval van ernstige verontreiniging wordt vermoed gaat de melding, bedoeld in artikel 28, voor zover dit niet reeds ingevolge dat artikel is vereist, tevens vergezeld van de resultaten van het nader onderzoek alsmede, indien het voornemen bestaat de bodem te saneren, van de resultaten van het saneringsonderzoek en van een saneringsplan, dat in ieder geval inhoudt:
  2. een nadere beschrijving van de wijze waarop de sanering zal worden uitgevoerd, waarbij is aangegeven hoe aan artikel 38, eerste lid, zal worden voldaan;
  3. een beschrijving van de effecten die met de te treffen saneringsmaatregelen worden beoogd, waaronder mede begrepen een nadere beschrijving van de kwaliteit van de bodem die met de sanering zal worden bereikt;
  4. indien na de sanering verontreiniging in de bodem aanwezig blijft: een beschrijving van beperkingen in het gebruik van de bodem of maatregelen die naar verwachting nodig zijn in het belang van de bescherming van de bodem, alsmede een indicatie van de kosten van die maatregelen;
  5. een begroting van de kosten van de sanering en een overzicht van de daarvoor beschikbare middelen;
  6. indien de verontreinigde grond zal worden afgegraven of het verontreinigde grondwater zal worden onttrokken, de bestemming van die grond onderscheidenlijk dat grondwater;
  7. indien verontreinigde grond binnen het geval van de verontreiniging wordt verplaatst, een beschrijving van de omstandigheden waaronder dit gebeurt;
  8. het tijdstip waarop de sanering naar verwachting zal zijn uitgevoerd;
  9. indien de verontreiniging zich kan verspreiden en de saneringsmaatregelen zich uitstrekken over een periode van drie jaar of meer:

1°. een overzicht van de tussentijds beoogde effecten, en de tijdstippen waarop gedeputeerde staten schriftelijk worden geïnformeerd omtrent de effecten van de getroffen maatregelen en in hoeverre deze overeenstemmen met de beoogde effecten;

2°.een beschrijving van een andere methode om de beoogde effecten, bedoeld onder b, te bereiken, voor het geval de in het saneringsplan opgenomen methode niet tot die effecten zou leiden.

Provinciale staten kunnen nadere regels stellen omtrent de gegevens die in het saneringsplan worden opgenomen.”

In het voorliggende saneringsplan is geen begroting opgenomen van de kosten, noch een overzicht van de beschikbare middelen (lid d) en er is geen tijdstip genoemd waarop de werkzaamheden plaatsvinden (lid g). Dit laatste is een schending van artikel 28, eerste lid, Wbb, nu daarin is bepaald dat degene die voornemens is de bodem te saneren dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst, van dat voornemen melding doet bij gedeputeerde staten van de betrokken provincie en dat bij deze melding de volgende gegevens worden verstrekt:

“c. het tijdstip waarop met de handelingen, bedoeld in het eerste lid, zal worden aangevangen;”

Voorts is in artikel 37 Wbb het volgende bepaald:

“Gedeputeerde staten stellen in een beschikking als bedoeld in artikel 29, eerste lid, waarbij zij vaststellen dat er sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, tevens vast of het huidige dan wel voorgenomen gebruik van de bodem of de mogelijke verspreiding van de verontreiniging leiden tot zodanige risico’s voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is.”

Hieruit volgt dat moet blijken dat spoedige sanering noodzakelijk is.

In de uitspraak van 9 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1201, heeft de Afdeling overwogen dat wanneer een verontreiniging is aan te merken als een ernstige verontreiniging in de zin van artikel 1 van de Wbb, vaststaat dat de functionele eigenschappen van de bodem voor mens, plant of dier ernstig zijn of dreigen te worden verminderd en dat de geconstateerde verontreinigingen mitsdien risico’s voor mens, plant of dier hebben. Deze risico’s maken spoedige sanering niet zonder meer noodzakelijk. Een dergelijke sanering is ingevolge artikel 37, eerste lid, van de Wbb alleen noodzakelijk vanwege de specifieke aard van het huidige of voorgenomen gebruik van de bodem of de mate van verspreiding van de verontreiniging.

Zoals in deze zienswijze (uitvoerig) naar voren is gebracht is het nog maar zeer de vraag of de woningbouw waar in het saneringsplan naar verwezen wordt überhaupt doorgang gaat vinden. Met andere woorden, nu de kans zeer groot is – gelet op de eerder niet doorgegane plannen om de statushouders te plaatsen op andere locaties en gelet ook op het grillige politieke speelveld- dat het voorgenomen gebruik helemaal niet gaat plaatsvinden, is van enige noodzaak geen sprake.
De gemeente lijkt dit ook te beseffen nu zij, in strijd met artikel 38 en 39, geen tijdstip noemt waarop de saneringsmaatregelen moeten plaatsvinden. Bovendien zijn de kosten niet inzichtelijk gemaakt, een essentieel onderdeel van een saneringsplan.

Voorts is mede van belang dat gedeputeerde staten op 29 oktober 2020 de door de gemeente aangevangen kapwerkzaamheden heeft stilgelegd (onder oplegging van dwangsom) in verband met bescherming van belangen beschermd door de Wet natuurbescherming. Deze beschikking met zaaknummer OD.326668 is bijgevoegd. De saneringswerkzaamheden zullen onvermijdelijk leiden tot de aantasting van die belangen. Ook al hierom kan het saneringsplan niet worden vastgesteld.

Mocht u -ondanks het hiervoor gestelde- toch oordelen dat het ingediende saneringsplan voldoet aan de eisen die bij of krachtens de Wet bodembescherming zijn gesteld, dan doen wij een dringend appél op u om het moment van de start van de sanering van het Blekersveld te koppelen aan het moment dat het ontwerp ruimtelijk besluit is vastgesteld en ter inzage heeft gelegen.

 

Met vriendelijke groet,

 

Het bestuur van de Stichting Blekersveldgroen

 

Stijn de Geus, voorzitter                                                              Gert Valster, secretaris

 

 

1 thought on “Zienswijze saneringsplan Blekersveld te Overveen”