Zienswijze op ontwerp bestemmingsplan Blekersveld

Posted on

Onderstaande zienswijze is door de stichting Blekersveld ingediend tegen het Ontwerp bestemmingsplan Blekersveld

Aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal
Postbus 201
2020 AE OVERVEEN

 

Geacht college,

Op 25 april jongsleden is het ontwerp bestemmingsplan Blekersveld ter inzage gelegd. Deze ter inzage legging is onder andere gepubliceerd op de site Overheid.nl. Volgens deze publicatie is het tot 7 juni 2022 mogelijk om een zienswijze op het plan in te dienen.

Bijgaand treft u de zienswijze aan van de Stichting Blekersveldgroen.


Algemene opmerkingen

Waarom nu reeds een bestemmingsplan

Dat de gemeente Bloemendaal nu reeds een bestemmingsplan voorbereidt voor permanente bouw (van maximaal 80 sociale huurwoningen) komt vreemd over. De gemeente heeft immers het voornemen -alvorens tot realisatie van permanente woningbouw op het Blekersveld te komen- voor de periode van 10 tot 15 jaar (10 jaar kruimelregeling of 15 jaar C&H-wet) tijdelijke woningbouw op het Blekersveld te realiseren. Waarom nu dan al een bestemmingsplan voor over 10 tot 15 jaar voorbereiden.

De onderzoeksresultaten die nu als onderlegger worden gebruikt om de permanente bouw te legaliseren zijn over 10 tot 15 jaar niet meer representatief. Dit betekent dat onderzoeken opnieuw moeten worden uitgevoerd dan wel geactualiseerd. Hierbij is dan de vraag of de uitvoering van dit plan alsnog is te realiseren. Gewezen zij hierbij bijvoorbeeld op de consequenties van de klimaatverandering, de verwachte stijging van de verkeersintensiteiten en de daarmee samenhangende gevolgen voor geluid en de stikstofdepositie op het naastgelegen Natura2000 gebied Zuid Kennemerland.

De keuze voor één categorie woningen

Het specifiek bestemmen van 80 sociale huurwoningen op een locatie is in tegenspraak met het in de Woonvisie 2018-2022 vastgelegde gemeentelijke beleid waarin wordt gesteld – dat bij nieuwe woningbouwplannen- uitgegaan dient te worden van de verdeling 1/3 sociale huur, 1/3 middensegment en 1/3 vrij in te vullen. Daarnaast wordt ook in het nieuwe coalitieakkoord  min of meer uitgegaan van eenzelfde verdeelsleutel.

Dit bestemmingsplan is echter specifiek geschreven ten behoeve van de bouw van 80 sociale huurwoningen. Bouw derhalve voor een bepaalde doelgroep.

Het is mogelijk dat een bestemmingsplan regels bevat met betrekking tot sociale huurwoningen, geliberaliseerde woningen voor middenhuur, sociale koopwoningen of particulier opdrachtgeverschap. Die regels kunnen echter alleen betrekking hebben op percentages woningcategorieën gerelateerd aan het plangebied.

Een bestemmingsplan dat alle te bouwen woningen categoriseert als sociale woningbouw, zal leiden tot een moeizame maatschappelijke acceptatie. Wij stellen dat de toch al uit balans zijnde diversiteit binnen het gebied door deze extra sociale woningen verdwijnt, met alle sociale problematieken van dien.

Daarnaast is er in de gemeente Bloemendaal geen nog doelgroepenverordening vastgesteld. Een dergelijke verordening moet er zijn om vanuit de gemeente directief categorieën aan gebieden te mogen knopen.

Een doelgroepenverordening werkt pas ‘door’ als de koppeling is gemaakt met het bestemmingsplan. Hiervoor moet in het bestemmingsplan een gebied worden aangeduid (op de verbeelding) waarbij in de bestemmingsplanregels wordt bepaald welk percentage voor welke woningbouwcategorie geldt in het betreffende gebied. Op die manier wordt gewaarborgd dat een bepaald percentage van een woningbouwcategorie (bijvoorbeeld 30% sociaal) moet worden gebouwd.

Een dergelijke verordening geldt aanvullend op het bestemmingsplan, namelijk om te waarborgen dat een woningcategorie een bepaalde periode blijft behouden voor de doelgroep. Vandaar ook de benaming. De doelgroepenverordening. Op het moment dat het bestemmingplan onherroepelijk is geldt ook de verordening. De doelgroepenverordening is randvoorwaardelijk voor het doelgroepenbeleid in het bestemmingsplan: zonder verordening geen verdeling.

Het toeschrijven naar

Het ontwerp bestemmingsplan ademt een sfeer uit van “het toeschrijven naar positieve conclusies” .In dat kader wijzen wij op de van toepassing zijnde algemene beginselen van behoorlijk bestuur. We noemen hier het zorgvuldigheidsbeginsel. Het zorgvuldigheidsbeginsel betekent dat elk besluit door de overheid zorgvuldig wordt voorbereid. Er wordt daarvoor de nodige kennis vergaard en alle relevante feiten en belangen worden afgewogen vóór er een beslissing wordt gemaakt. Zoals wij hieronder zullen aantonen vertoont het ontwerp-bestemmingsplan op dit beginsel nog al wat hiaten. Verder stellen wij vast dat ook het motiveringsbeginsel in het voorliggende plan op een aantal plaatsen met voeten wordt getreden.

De juiste plek voor woningbouw

Feit is dat de locatie waar door de gemeente woningbouw wordt voorzien, er een is waarvan menig mens zich zal afvragen of  woningbouw op die bewuste plek nu wel zo ideaal is. Het gebied ligt immers vlak langs een drukke autoweg (N208). In dat kader wijzen we op het feit dat de consequenties van de uitstoot van fijnstof veel schadelijker zijn dan voorheen gedacht, wordt aangetoond door recente onderzoeken. Ook de GGD wijst in haar advies op de gezondheidsrisico.

En wat te denken van de sociale onbalans die ontstaat in de omgeving indien –zoals er in het ontwerpplan van wordt  uitgegaan- louter en alleen 80 extra sociale huurwoningen worden gerealiseerd.

De Zorgvuldigheid

Hoewel uit de inleiding afgeleid kan worden dat de laatste update van het plan dateert uit april 2022, is heel veel tekst uit de toelichting niet actueel. E.e.a. wordt beschreven als zijnde dat het Blekersveld als “groene long” nog in originele staat zou verkeren. Ook de bijgeplaatste foto’s in het plan versterken deze aanname.

Feit is dat van de oude glorie van het Veld al vele maanden niets meer over. Alle groen is verwijderd, en een kapotgereden landschap met stuivende grondwallen en een aanzienlijke berg met puin –en zoals later bleek-  met asbest, is overgebleven.

Op basis van in ieder geval het bovenstaande poneren wij hier de stelling dat het ter visie gelegde bestemmingsplan in strijd is met de beginselen van een goede ruimtelijke ordening.

Hierna volgen de opmerkingen per paragraaf:

1.2 Plangebied

Daar waar het gaat over kennelijk in verband met de bouw noodzakelijke watercompensatie wordt geconcludeerd dat het hiervoor benodigde perceel niet is opgenomen in de begrenzing van het plangebied en de verbeelding. Motivatie hierbij is dat water en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn toegestaan binnen de bestaande bestemming.

Dit is naar onze mening een onjuiste aanname. Het zorgvuldigheidsbeginsel wordt hier naar onze mening met voeten getreden. Naast dat op onderhavig perceel de bestemming “groen” rust, heeft het perceel namelijk de dubbelbestemming “waarde archeologie 4”. In dat kader zal de gemeente -alvorens tot het graven van compensatiewater kan worden overgegaan- eerst archeologisch onderzoek moeten laten uitvoeren. Dus de stelling dat water en waterhuishoudkundige voorzieningen binnen de bestaande bestemming zijn toegestaan is afhankelijk van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek, Een dergelijke conclusie is dus op dit moment niet te trekken.

In het door bureau Raap uitgevoerde archeologisch onderzoek voor het plangebied Blekersveld uit juli 2021 is het watercompensatiegebied niet meegenomen.

Daarnaast staat in de regels (artikel 27) van het vigerende bestemmingsplan Overveen, dat graven verboden is zonder een omgevingsvergunning.

Overigens in de verleende omgevingsvergunning bouw- en woonrijp maken Blekersveld voor tijdelijke woningen wordt  onterecht aangenomen dat voor het watercompensatiegebied wel archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Tegen de verleende vergunning loopt een door onze stichting ingesteld beroep bij de bestuursrechter.

Tot slot zij hier ook niet onvermeld dat het compensatiegebied is gelegen in het Bijzonder Provinciaal Landschap Zuid Kennemerland. Over de consequenties hiervan later in deze zienswijze meer.

  1. Planbeschrijving

De planbeschrijving zoals die wordt gehanteerd in het ontwerp-bestemmingsplan is niet actueel. Zie in dit kader de algemene opmerkingen.

2.2 Voorgestane ontwikkeling

Onterecht wordt in deze paragraaf de indruk gewekt dat een deel van het groen binnen het plangebied behouden zal blijven. Het plangebied is totaal kaalgeslagen. Dus ook hier schort het aan zorgvuldigheid in de beschrijving.

3.2.2 Omgevingsverordening NH2020

In het gestelde onder het kopje Doorwerking plangebied wordt gemeld dat er geen artikelen uit de Omgevingsverordening van toepassing zijn op de ontwikkeling.

Wij wijzen in dit kader op het gestelde in artikel 6.3 van deze verordening, waar het nieuwe stedelijke ontwikkelingen betreft. In dat kader wordt gesteld dat:

  1. Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.

Aangezien er binnen de regio geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt over stedelijke ontwikkelingen komt de stelling dat  er geen artikelen van de verordening van toepassing zijn op het Blekersveld op zijn minst onzorgvuldig over.

Daarnaast behoort een deel van de planlocatie –dat deel dat benodigd is voor watercompensatie- tot het Bijzonder Provinciaal Landschap Zuid Kennemerland. Het graven aldaar vormt in essentie een aantasting van de kernkwaliteiten van het bijzonder provinciaal landschap Zuid Kennemerland. Het gestelde in Paragraaf 6.4.2 van de Omgevingsverordening is hierop van toepassing.

Ook doet dit twijfelen aan de eerder in de toelichting van het bestemmingsplan beschrevene, dat opname van het watercompensatiegebied in de begrenzing van het plangebied of de verbeelding niet nodig zou zijn.

3.3.2 Structuurvisie Bloemendaal

Doorwerking plangebied

Hier wordt gesteld dat het projectgebied in het oosten van Overveen (en het oosten van de gemeente Bloemendaal is gelegen. Daarmee zou het volgens de Structuurvisie een geschikt gebied zijn voor nieuwe ontwikkelingen.

Dit is wel een heel kort door de bocht argumentatie/motivatie om de locatie als geschikt te duiden. Alleen het feit dat een projectgebied in het oosten van de gemeente ligt kan op zich nooit een motivatie zijn om een gebied als geschikt te betitelen.

Daarnaast wordt gesteld dat het plangebied gelegen is in het in de structuurvisie aangeduide zoekgebied woningbouw dorpenzone. Opgemerkt zij dat de Zoekgebieden voor woningbouw binnen de dorpenzone heel specifiek zijn beschreven op blz. 40 van de Structuurvisie. Het volgende is bepaald ten aanzien van het enige zoekgebied in Overveen:

“Westelijke Randweg Overveen e.o. (6)

De gemeente Haarlem en de Provincie Noord-Holland voeren overleg over het overkluizen dan wel ondertunnelen van de Westelijke Randweg. Primair gaat het om het gedeelte tussen de spoorweg Haarlem-Zandvoort en de kruising Zijlweg. In een breder kader wil Bloemendaal dat ook wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn van een ondertunneling van de Randweg tussen het spoor Haarlem-Zandvoort en het spoor Haarlem-Beverwijk. Het gaat hierbij om een zoekgebied bovenop de Randweg zelf (dubbel grondgebruik) en de locatie ten noorden van het sportveld van het Kennemer Lyceum en het spoor Haarlem-Beverwijk. Samenwerking tussen Bloemendaal, de gemeente Haarlem de provincie Noord-Holland is hierbij van groot belang.”

Nergens blijkt hieruit dat de locatie Blekersveld behoort tot het genoemde zoekgebied. Het beargumenteren door te wijzen op een totaalkaart uit de structuurvisie, terwijl de zoekgebieden heel specifiek in de visie worden beschreven, komt gemaakt en zeer onprofessioneel over en lijken in strijd met het motiveringsbeginsel. Besluiten moeten immers navolgbaar zijn.

4.2 Geluid

Onder het kopje Wegverkeerslawaai wordt gesteld dat conform artikel 74 van de Wet geluidhinder de zone van een weg in stedelijk gebied bestaande uit 1 of 2 rijstroken wordt bepaald op 200 meter. De N208 betreft echter een weg met 2 x 2 rijstroken. In dat kader is het bepaalde in artikel 74 eerste lid onder b van toepassing. In dit geval geldt een zone van 350 meter. Strijdigheid met het zorgvuldigheidsbeginsel, derhalve.

Gemeld wordt dat het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is uitgevoerd door Roever Omgevingsadvies. Uit het door dit bureau opgestelde onderzoeksrapport blijkt dat uitgegaan is van de door de provincie verstrekte verkeerscijfers 2020. Dit betekent dat het onderzoek is uitgevoerd op basis van niet representatieve verkeerscijfers. Immers de verkeersintensiteiten in 2020 wijken –zoals ook de provincie aangeeft- als gevolg van corona en het daaraan gekoppelde thuiswerken aanzienlijk af van die van 2019. De provincie meldt dit ook op haar site. Zo zijn de intensiteiten 2020 circa 13% lager dan in 2019. Uiteraard heeft gebruikmaking van deze cijfers ook consequenties op de door Roever berekende autonome verkeersontwikkeling. Strijdigheid met het zorgvuldigheidsbeginsel derhalve.

De conclusie dat op basis van de rekenresultaten de geluidsbelasting maximaal 59 dB bedraagt is gelet op het gebruik van niet representatieve verkeersgegevens twijfelachtig. Ook de auteur van deze versie van het bestemmingsplan heeft waarschijnlijk zijn twijfels, want hij stelt dat “Het verlenen van hogere waarden wordt mogelijk geacht.” Hier moet dus opgemerkt worden dat een en ander niet voldoende gemotiveerd is en dus aan de hand van objectieve gegevens aannemelijk moet worden gemaakt dat die stelling juist is. Het zogenaamde motiveringsbeginsel.

Ook het gestelde  “Naar verwachting is het goed mogelijk om ter plaatse van het plangebied een acceptabel woon- en verblijfsklimaat is te creëren wanneer er in het ontwerp rekening wordt gehouden met wegverkeerslawaai” roept twijfels op. Zeker nu twee regels later met zekerheid wordt opgemerkt: “Er kan gesteld worden dat de cumulatieve geluidbelasting (wegverkeer) een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat niet in de weg staat”. Ook hier zal aan de hand van objectieve gegevens aannemelijk moeten worden gemaakt dat die stelling hard is te maken.

Hierbij merken wij nog op dat ook de GGD in het advies van de Brandweer Kennemerland heeft laten opnemen zeer kritisch te zijn ten opzichte van de geluidsbelasting. Zij stelt dat, hoewel het plan op papier mogelijk wordt gemaakt, (zie onze opmerking over toeschrijven naar)  dit niets verandert aan de geluidsbelasting van de toekomstige bewoners.

In het kader van het onder 4.3.2 beschrevene zou er ter plaatse van de toekomstige woningen sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat (in het kader van de luchtkwaliteit). Dit staat haaks op hetgeen de GGD in het eerder aangehaalde advies van de Brandweer Kennemerland heeft laten opnemen, te weten: “Deze locatie is vanuit gezondheidsoogpunt matig geschikt voor woningbouw, met name gezien de geluidsbelasting en luchtkwaliteit dicht langs de N208.”

Overigens baseert  de GGD zich bij deze conclusie op onjuiste aantallen verkeersbewegingen –namelijk op 15000 in plaats van 33500 (2019). Dit maakt de zorgen van de GGD alleen nog maar relevanter, omdat, indien zij uit waren gegaan van de juiste verkeersintensiteiten, het gebied vanuit gezondheidsoogpunt niet matig, maar naar alle waarschijnlijkheid de kwalificatie slecht had gescoord. In het kader van het zorgvuldigheidsbeginsel is een aanvullend advies van de GGD wenselijk om te kunnen concluderen of het plan berust op een zorgvuldige voorbereiding. Het tot de algemene beginselen van behoorlijk bestuur behorende zorgvuldigheidsbeginsel is hier aan de orde.

Hier zij nog gestipuleerd dat de wegas van de N208 minder dan 75 meter verwijderd is van de locatie waar de gemeente wil bouwen.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

In het bestemmingsplan wordt een argumentatie met betrekking tot de te hanteren richtafstanden opgezet. Richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastend functies wordt gesitueerd.

De VNG geeft echter aan dat indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, gemotiveerd uitgegaan kan worden van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting. Aangezien deze activiteiten rondom het plangebied bekend zijn, zal de milieubelasting gemotiveerd moeten worden in plaats van uit te gaan van de richtafstanden. Aangezien besluiten door de overheid te allen tijde goed gemotiveerd te, zijn is hier sprake van strijdigheid met het motiveringsbeginsel .

4.4.2 Onderzoek

Gewag wordt hier gemaakt van door bureau Cauberg Huygen uitgevoerd onderzoek naar laag frequent geluid. Het bureau komt tot de conclusie dat laagfrequent geluid, afkomstig van het trafostation (onderstation Overveen) ter plaatse van het Blekersveld zeer klein tot nihil is.

Dit is op zijn minst merkwaardig nu het bureau daarna adviseert dat het nieuwe trafogebouw uitgevoerd dient te worden als een gesloten cel en dat het ontwerp van de woningen dient te worden afgestemd op het karakter van het geluid dat afkomstig is van het onderstation, zodat geen staande golven in de woning optreden.

Ook hier kan dus de vraag gesteld worden of het plan op dit punt zorgvuldig is voorbereid.

Overigens, in november 2021 heeft het RIVM nog voorgesteld om in Nederland meer onderzoek te doen naar de blootstelling aan laagfrequent geluid (LFG) en de (gezondheids)effecten daarvan. Deze aanbeveling staat in een voorstel voor een onderzoeksprogramma dat het RIVM opstelde op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenWInfrastructuur en Waterstaat). Uit de beschikbare literatuur blijkt dat LFG hinder veroorzaakt en mogelijk iemands slaap kan verstoren. Andere gezondheidseffecten van LFG blijken niet uit de beschikbare literatuur. Omdat het verband tussen blootstelling aan LFG en gezondheidseffecten niet goed duidelijk is, stelt het RIVM voor om meer onderzoek te doen.

Hoewel de WHO nog geen specifiek onderzoek heeft laten uitvoeren naar laag frequent geluid, zijn haar aanbevelingen ten aanzien van het voorkomen van negatieve effecten van geluid op de gezondheid, duidelijk. In dat kader ligt het in de lijn der verwachtingen dat een opdracht tot aanvullend onderzoek naar de gevolgen van laag frequent geluid op de gezondheid binnen afzienbare tijd zal worden gegeven.

4.4.3 Conclusie

Hier wordt nog gemeld dat er een akoestisch laagfrequent geluidonderzoek moet worden uitgevoerd. Dit terwijl de uitkomsten van dit onderzoek hiervoor reeds zijn beschreven. Op zijn minst onzorgvuldig.

4.7 Externe Veiligheid

4.7.2 Onderzoek

Onder het kopje Zelfredzaamheid en het subkopje Mobiliteit van de aanwezigen, blijkt dat binnen het plangebied geen functies worden voorzien die specifiek bedoeld zijn voor minder zelfredzame personen. “Het plan betreft de realisatie van flexwoningen” zo wordt gesteld. Dit impliceert dat de resultaten van het uitgevoerd onderzoek zijn gebaseerd op de realisatie van flexwoningen in plaats van permanente woningbouw. Dit kan niet anders dan effect hebben op de juistheid van de uitkomsten van het verrichte onderzoek. De situering en bouwhoogte van de gedachte flexwoningen komen bijvoorbeeld niet overeen met die van de permanente bouw.

Daarnaast wordt uit het door de Brandweer Kennemerland uitgebracht advies duidelijk dat het onderzoeksbureau Kragten haar conclusies heeft gebaseerd op een onjuist –niet langs het plangebied lopend- wegvak van de N208

Ook hier dus  wederom het zorgvuldigheidsbeginsel aan de orde. .

4.8. Ecologie

4.8.2 Onderzoek

De conclusies die onder dit kopje zijn beschreven zijn niet langer van toepassing. Immers het gehele plangebied is kaalgeslagen. De in dit kader gedane aanbevelingen zijn daarom ridicuul. Ook de vermelding van het gestelde onder het kopje aanvullende notitie voegt niets toe (zorgvuldigheidsbeginsel).

4.8.3 Conclusie

De conclusie dat er nog onderzoeken zullen worden uitgevoerd naar jaarrond beschermde nesten en kleine marterachtigen komt zeer vreemd over, aangezien het plangebied inmiddels volledig is kaalgeslagen en er geen enkele struik of boom is blijven staan die nest- of schuilcapaciteit zou kunnen bieden. Teksten die stipuleren hoe zorgvuldig de gemeente het ontwerp bestemmingsplan heeft bestudeerd alvorens dit ter visie te leggen.

4.9 Stikstofdepositie

Nadat eerder bureau BK tot tweemaal toe heeft gerapporteerd over de effecten van bouw (aanleg en gebruikersfase) op de stikstofdepositie, is bureau Waardenburg verzocht een Aerius berekening uit te voeren.

De conclusie uit de eerste rapportage van BK is hieronder in zijn totaliteit overgenomen:

“5 Conclusie

In de vorige hoofdstukken is een analyse uitgevoerd naar de stikstofuitstoot en de stikstofdepositie. Hieruit blijkt dat de realisatie van 50 tot 70 woningen op de projectlocatie, waarbij geen sprake is van depositie, niet haalbaar is. Op basis van de toekomstige gebruiksfase is het mogelijk om maximaal 17 appartementen (huur,middel/goedkoop) in gebruik te hebben. De berekeningen voor de bouwfase laten zien dat mogelijk 9 woningen gerealiseerd kunnen worden.

Geadviseerd wordt om voor de realisatie en het gebruik van de woningen een Passende Beoordeling op te stellen en op basis daarvan een vergunning aan te vragen in het kader Wet natuurbescherming.”

In de tweede rapportage van BK komt men tot de volgende conclusie:

“5 Conclusie

In de vorige hoofdstukken is een analyse uitgevoerd naar de stikstofanalyse. Hieruit blijkt dat de NOX uitstoot in de toekomstige gebruiksfase 29,30 kg bedraagt en er 100,71 kg NOx wordt uitgestoten tijdens de bouwfase (per jaar). De Aerius calculator laat zien dat in zowel de bouw- als gebruiksfase er sprake is van stikstofdepositie op de Natura-2000 gebieden. Er is een maximale bijdrage van 0,08 mol/ha/j op het Natura-2000 gebied Kennemerland Zuid. Beoordeeld is of voor het woningbouwproject ruimte beschikbaar is binnen het stikstofregister. Dit was op 16 oktober nog het geval. Volledigheidshalve is een berekening gemaakt en toegevoegd van het rekenjaar 2030.

Voor dit plan zal een vergunning aangevraagd moeten worden bij de provincie Noord-Holland”

Vervolgens dan de conclusie uit het rapport van bureau Waardenburg.

“Conclusies

  • Als gevolg van het gebruik van maximaal 80 sociale huurwoningen is sprake van een voortdurende jaarlijkse stikstofbijdrage op Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. De depositiebijdrage loopt uiteen van maximaal 0,09 mol N/ha/jr op habitattype H2180A – Duinbossen (droog), berken-eikenbos tot een depositiebijdrage van 0,01 mol N/ha/jr op diverse andere habitattypen in het gebied. In totaal ontvangen acht habitattypen/leefgebieden stikstofdepositie bij de ingebruikname van de maximaal 80 huurwoningen.
  • Bij zes van de acht habitattypen die stikstofdepositie ontvangen als gevolg van het gebruik van de sociale huurwoningen overschrijdt de achtergronddepositie reeds de kritische depositiewaarde (KDW). Het gaat hierbij om de volgende habitattypen:

– H2180A Duinbossen (droog), berken-eikenbos;

– H2130B Grijze duinen (kalkarm);

– H2130A Grijze duinen (kalkrijk);

– H2180A0 Duinbossen (droog), overig;

– H2190Aom Vochtige duinvalleien (open water);

– H2180Abe Duinbossen (droog), berken-eikenbos.

De projectbijdrage op bovenstaande habitattypen is beoordeeld in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen. Binnen Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid worden doeltreffende, bewezen effectieve maatregelen getroffen om de knelpunten binnen het gebied aan te pakken. De stikstofdepositie als gevolg van de ingebruikname van de sociale huurwoningen is niet zodanig dat de huidige maatregelen geïntensiveerd dienen te worden. Zodoende wordt geconcludeerd dat stikstofdepositie als gevolg van het gebruik van sociale huurwoningen niet leidt tot significant negatieve

effecten op de habitattypen in Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. Het project

staat het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen niet in de weg.

  • De KDW van de twee overige habitattypen die projectdepositie ontvangen

(Duinbossen-binnenduinrand en Duindoornstruwelen) wordt niet (naderend) overschreden. Effecten op deze habitattypen zijn zodoende op voorhand uitgesloten.”

Wellicht dat hiermee helder wordt wat met onze in de algemene opmerkingen gedane uitspraak over “het toeschrijven naar” wordt bedoeld. Immers, konden er op basis van berekeningen van BK in het eerste rapport slechts een beperkt aantal (tijdelijke) woningen worden gebouwd zonder negatieve effecten op het Natura 2000 gebied Zuid Kennemerland, het tweede rapport vaststelt dat er sprake is van stikstofdepositie, zou er op basis van de berekeningen van bureau Waardenburg er zonder problemen gebouwd kunnen worden. Hiertoe wordt het volgende gesteld:

“Binnen Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid worden doeltreffende, bewezen effectieve maatregelen getroffen om de knelpunten binnen het gebied aan te pakken. De stikstofdepositie als gevolg van de ingebruikname van de sociale huurwoningen is niet zodanig dat de huidige maatregelen geïntensiveerd dienen te worden. Zodoende wordt geconcludeerd dat stikstofdepositie als gevolg van het gebruik van sociale huurwoningen niet leidt tot significant negatieve effecten op de habitattypen in Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. Het project staat het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen niet in de weg.”

Een dergelijke conclusie is onvoldoende gemotiveerd, zeker nu niet beschreven wordt wat voor doeltreffende, bewezen effectieve maatregelen er getroffen zijn om de knelpunten (die zijn er dus wel) binnen het Natura 2000 gebied Zuid Kennemerland aan te pakken.

De rapportage van Waardenburg is zeer summier en alleen de effecten van de realisatie van de te bouwen woningen op het Blekersveld worden beschreven. Geen inzicht wordt gegeven in de gebruikte onderliggende verkeersgegevens. Het gaat immers om de cumulatieve effecten van het Blekersveld op de reeds bestaande effecten van o.a. de verkeersuitstoot van de N208.

Er van uit gaande dat er uniformiteit is betracht in gebruikte verkeersgegevens –de verkeersgegevens 2020 zoals ook gebruikt door bureau Roever bij het akoestisch onderzoek- zal de conclusie ook hier moeten zijn dat gebruik is gemaakt van niet representatieve verkeerscijfers (zorgvuldigheidsbeginsel).

Wat voorts nog opvalt is dat Waardenburg alleen de gevolgen beschrijft van de stikstofdepositie als gevolg van ingebruikname. De eventuele gevolgen van de aanlegfase zijn niet in kaart gebracht.

4.10 Bodem

Het hier beschrevene gaat totaal voorbij aan het feit dat de sanering inmiddels begin april 2022 is gestart. Ook zouden er  eind 2022 in ieder geval 30 tijdelijke woningen op  het terrein zijn gerealiseerd (althans volgens de brief van wethouders Wijkhuisen en De Roy van Zuidewijn van 31 maart 2022).

De hier beschreven situatie van de bodem is op het moment van bouwen van permanente woningen dus helemaal niet meer aan de orde! (zorgvuldigheidsbeginsel).

4.11 Water

4.11.2 Onderzoek

Gemeld wordt hier dat men ter plaatse van het plangebied na sloop van tijdelijke woningen  permanente woningen wil bouwen.
Deze uitspraak is op zijn minst vreemd nu er nog steeds geen onherroepelijk besluit ligt dat tijdelijke bouw ook daadwerkelijk mogelijk maakt (zorgvuldigheidsbeginsel). In dit kader veroorloven wij ons ook nog even te wijzen op het advies van de bezwaarschriftencommissie van 6 mei 2022, waar onder andere onze tegen de omgevingsvergunning ingebrachte bezwaren gegrond worden verklaard.

Vervolgens wordt in het plan beschreven dat in verband met de aanleg van parkeervoorzieningen een gedeelte van een watergang gedempt moet worden en dat daarvoor gecompenseerd moet worden. Hiervoor zal –na de afgifte van een watervergunning- een nieuw oppervlaktewater worden gegraven in het noordelijke puntje van het plangebied. Eerder is al geconstateerd dat noch in de begrenzing van het plangebied noch in de verbeelding dit noordelijke puntje is opgenomen.

Ook hier wijzen we even naar de plannen van de gemeente om voor de realisatie van permanente bouw, de gemeente tijdelijke woningbouw wil realiseren. In dat kader is reeds een watervergunning aangevraagd en verkregen. De in dit plan beschreven watercompensatie is –als de gemeentelijke plannen voor tijdelijke bouw daadwerkelijk gerealiseerd worden- reeds geeffectueerd. De noodzaak van een beschrijving zoals nu opgenomen in dit plan is dan ook niet meer aanwezig (zorgvuldigheidsbeginsel).

4.11.3 Conclusie

Gelet op hetgeen hiervoor met betrekking tot de paragraaf water is opgemerkt lijkt de conclusie dat er geen belemmeringen zijn te verwachten vanuit het aspect water ietwat voorbarig. Daar komt nog bij dat het beschreven noordelijke puntje ligt in het Bijzonder Provinciaal Landschap Zuid Kennemerland. Voor een dergelijk gebied geldt een provinciaal beschermingsregime.

4.12 Archeologie

4.12.3 Conclusie

Het feit dat er voor de bouw heipalen geslagen moeten worden, kan betekenen dat er een verstoring van de archeologische waarden zal plaatsvinden. Gesteld wordt dat het gebruik van heipalen vaak goed te verenigen is met het doel de waarden te behouden.
Uit de conclusie wordt echter niet duidelijk of dit ook geldt voor de locatie Blekersveld. Met andere woorden het is op voorhand niet met zekerheid vast te stellen of een palenplan kan worden uitgewerkt dat recht doet aan het behoud van archeologische waarden .

4.15 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

4.15.2 Aanmeldingsnotitie m.e.r.

De conclusie die getrokken wordt is dat het plan geen belangrijke negatieve gevolgen zal hebben voor de kenmerken van het gebied en voor het woon- en leefmilieu  in de omgeving. Daarom zou er geen noodzaak zijn tot het opstellen van een MER.

Gelet op hetgeen hierboven is opgemerkt met betrekking tot de uitgevoerde (milieu) onderzoeken, kunnen er op zijn minst vraagtekens worden geplaatst bij deze conclusie. Een oordeel hierover is uiteindelijk aan het bevoegd gezag en uiteindelijk de rechter.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het plan wordt heel snel toegeschreven naar de conclusie dat de maatschappelijke uitvoerbaarheid is gewaarborgd, immers zo is de stelling, tijdens de bestemmingsplanprocedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.

Nu dateren de eerste plannen voor woningbouw op het Blekersveld al uit 2016. Op de eerste aanzet richting woningbouw is door omwonenden zeer afwijzend gereageerd. Een toegezegd participatieproces heeft niet plaatsgevonden. En de druppel die de emmer deed overlopen was het besluit van het college om het Blekersveld -zonder deugdelijk democratisch besluitvormingsproces- in 2020 aan te wijzen als woonplek voor statushouders. Gedurende het proces -en zelfs tot op dit moment- lopen er nog allerlei juridische procedures waarmee getracht wordt om bouw te voorkomen. Daaruit kan geconcludeerd worden dat er voor woningbouw op het Veld geen enkel draagvlak bestaat. In die zin is het op zijn minst gewaagd te concluderen dat de maatschappelijk uitvoerbaarheid is gewaarborgd (zorgvuldigheidsbeginsel).

Ook zij hier gesteld dat de Omgevingswet participatie hoog in het vaandel heeft. Gelet op de periode van de ontwikkeling (bouw over 10 tot 15 jaar), dient nu reeds rekening gehouden te worden met deze wetgeving.

Ook kan hier niet onvermeld blijven dat het woningbouwproject Blekersveld door de minister van BiZa tot project in het kader van de Crisis & Herstelwet is bestempeld, mede op het aangeven van de gemeente Bloemendaal dat het project gezien dient te worden als pilot in het kader van de opstelling van een omgevingsvisie.

In dat kader is het helemaal onbegrijpelijk dat er geen enkele vorm van participatie heeft plaatsgevonden. Noch aan de aanwijzing van het Blekersveld voor tijdelijke woningbouw, noch in het kader van de nu met dit bestemmingsplan te realiseren permanente woningbouw.

6.2.2 Inspraak

Deze paragraaf is een nietszeggend citaat, nu er geen handen en voeten aan bedoelde inspraak wordt gegeven.  De constatering dat de Wro zelf geen bepalingen omtrent inspraak bevat en de uitlating dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen, bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijk inspraakverordening, betreft loze kretologie waarmee een zorgvuldige behandeling van onze belangen in deze niet wordt gewaarborgd.

Verzoek

Op basis van de bovenstaande argumenten hebben wij bezwaar tegen het gepubliceerde ontwerp bestemmingsplan
Blekersveld. Wij verzoeken u, met inachtneming van onze zienswijze, te besluiten de ingezette bestemmingsplanprocedure Blekersveld niet verder door te zetten. Indien het beëindigen van de procedure geen bevoegdheid van uw college betreft, dan verzoeken wij uw college een voorstel tot beëindiging van de ingezette bestemmingsplanprocedure aan  de raad voor te leggen.

Hoogachtend,

 

Het bestuur van de stichting Blekersveldgroen,

 

Stijn de Geus, voorzitter                                                           Gert Valster, secretaris